Hieronder een voorbeeld rapport van de 4DKL, zoals opgesteld door Datec Score Manager, aan de hand van een fictief ingevulde 4DKL Vragenlijst. Onderaan de omrekening naar SCL-90 scores

 

Onderzoek van Antoinet Klijnsma, Nr = 32452555

Antoinet Klijnsma kwam op 3-9-2009 voor een onderzoek. Antoinet Klijnsma heeft de 4DKL test uitgevoerd. Haar burgerlijke staat is gehuwd. Zij heeft MBO/MEAO/MTS (of gelijkwaardig) als hoogst genoten opleiding. Zij is 43 jaar oud.

De totaal gebruikte tijd voor deze test was 94 minuten en 51 seconden.

Alle 50 vragen zijn beantwoord. Zij heeft de test op Internet ingevuld.

 

Overzicht score en interpretatie per schaal

 

Schaal

Score

Interpretatie

Distress

15

matig verhoogd

Depressie

5

matig verhoogd

Angst

5

laag

Somatisatie

2

laag

 

4DKL Score Interpretatie

  4dkl Interpretatie Grafiek

Overzicht rapport 4DKL

4DKL met norm groep Huisartspatiënten M/V/T

 

Schaal

Score

Decielen

Norm Sectie

 

Distress

15

Deciel 8

V

 

Depressie

5

Deciel 9 tot Deciel 10

V

 

Angst

5

Deciel 8 tot Deciel 9

V

 

Somatisatie

2

Deciel 1 tot Deciel 2

V

 


 

Relatieve score vs norm groepen (4DKL)

4DKL met norm groep Huisartspatiënten M/V/T

 

  Norm grafiek

Persoonlijk rapport bij de Vierdimensionale KlachtenLijst (4DKL)

De 4DKL kan zowel worden gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek als in de klinische praktijk. De meeste ervaring is tot nu toe opgedaan in de huisartspraktijk en in de bedrijfsgezondheidszorg. De 4DKL is bedoeld om symptomen van een stressproces te onderscheiden van depressie, angst en somatisatie. Dit onderscheid is van belang voor de aanpak en prognose van het probleem dat de patiënt presenteert. Bij individueel gebruik kan i.v.m. diverse patiëntgebonden factoren niet alleen worden afgegaan op de hoogte van de scores. Aanbevolen wordt de hoog gescoorde items te bespreken met de patiënt. Dit kan waardevolle informatie opleveren t.a.v. aanpak en prognose. Met name de vragen naar piekeren en herbelevingen kunnen veel nuttige informatie opleveren over de achtergronden van de klachten.

De normen zijn berekend in decielen. Hiertoe zijn de scores verdeeld over 10 gelijke groepen (decielen) van ieder 10%. Een deciel van 1 betekent dat de score van de cliënt vergeleken met de normgroep behoort tot de 10% laagste scores. Een deciel van 9 wil zeggen dat 80% van de populatie in de normgroep een lagere score heeft, en 10% een hogere score. Een deciel 10 behoort tot de 10% hoogste scores.

In veel gevallen komt de score overeen met een range van decielen, bijvoorbeeld een score 0 kan vallen in de range decielen 1-5. In dat geval wordt de range exact weergegeven in de tabel. De grafiek geeft steeds slechts één waarde weer, dat is de waarde die het verst van het gemiddelde ligt. (Bijvoorbeeld bij een range van 1-5 wordt een kolomhoogte van 1 weergegeven, bij een range van 7-9 wordt een kolomhoogte van 9 weergegeven).

  

Distress

Distressklachten zijn indicatief voor de aanwezigheid van 'stress', ongeacht de oorzaak van die stress. Alles wat het normale functioneren bedreigt, veroorzaakt stress. In de praktijk gaat het meestal om psychosociale oorzaken: overbelasting (bijvoorbeeld werkstress), problemen en levensgebeurtenissen. Distress kan echter ook veroorzaakt worden door lichamelijke ziekten of intoxicaties die de belastbaarheid van het menselijk organisme aantasten en zodoende een stresstoestand creëren. Ook psychische ziekten, zoals depressies, angststoornissen of psychosen, kunnen een dergelijke stresstoestand veroorzaken. De ernst van de distressklachten (en de hoogte van de Distressscore) geeft aan hoeveel moeite iemand moet doen om zijn normale niveau van functioneren te handhaven. Hier is het begrip coping (stresshantering) van toepassing. Bij de ernstigste vorm van distress lukt het iemand niet langer meer om zijn functioneren op peil te houden. Dan spreken we van decompensatie, falende coping of demoralisatie.

 

Antoinet Klijnsma heeft voor Distress een score van 15 (matig verhoogd). Vergeleken met Huisartspatiënten M/V/T valt deze score in deciel 8.

Een matig verhoogde score op Distress (11-20) wijst op de aanwezigheid van stress. De oorzaak is meestal psychosociaal (overbelasting, problemen of levensgebeurtenissen). In een minderheid van de gevallen wordt een matig verhoogde Distressscore veroorzaakt door een lichamelijke ziekte of aandoening; bij twijfel is het verstandig de huisarts te raadplegen. Psychische stoornissen, zoals depressies of angststoornissen, die relatief licht zijn of gedeeltelijk in remissie zijn, kunnen gepaard gaan met een matig verhoogde Distressscore door de stress die ze veroorzaken. Nerveuze mensen zullen onder invloed van psychosociale stress eerder en vaker een matig verhoogde Distressscore bereiken dan minder kwetsbare personen. Een matig verhoogde Distressscore betekent dat er een serieus stressprobleem is dat in potentie de gezondheid en het normale functioneren kan bedreigen. Het is dus zaak dat de oorzaak/oorzaken van de stress worden geïdentificeerd en activiteiten worden ontplooit om de stressproblemen op te lossen en het distressniveau te reduceren. Een matig verhoogde distress betekent meestal dat de betrokkene nog controle over zijn situatie heeft en het sociaal functioneren niet ernstig gestoord hoeft te zijn. Wanneer iemand met een matig verhoogde Distressscore zich heeft ziek gemeld, is dit doorgaans meer het resultaat van een bewust gekozen copingstrategie (niet meer willen) dan van een onvermogen om normaal te blijven functioneren (niet meer kunnen).

 

Depressie

De klachten die worden gemeten met de Depressieschaal van de 4DKL zijn kenmerkend voor een 'echte' depressieve stoornis: verlies van levenslust (anhedonie) en depressieve cognities. Anhedonie manifesteert zich in een onvermogen (of sterk verminderd vermogen) om te genieten van die zaken die onder normale omstandigheden met plezierige gevoelens verbonden zijn, zoals eten, drinken, bewegen, seks, contact met naasten en bekenden, beoefenen van liefhebberijen. Depressieve cognities worden gekenmerkt door een doordringende negatieve beleving van de eigen persoon (waardeloos), het leven (zinloos) en de toekomst (hopeloos). Suïcidaliteit is begrijpelijkerwijs met deze negatieve beleving verbonden. Indicatief voor het stoorniskarakter van een 'echte' depressie is het feit dat de stemmingsdaling autonoom lijkt te zijn geworden en niet of nauwelijks meer is te beïnvloeden door normale 'opkikkers'. Dit maakt dat de 'stemmingsstoornis' niet meer invoelbaar is voor derden. De oorzaak van de stemmingsstoornis is niet precies bekend. Stoornissen in het neurotransmittermetabolisme in de hersenen spelen waarschijnlijk een rol. Antidepressiva grijpen hierop aan en zijn vaak effectief in het opheffen van de stoornis. Bepaalde psychologische kwetsbaarheden of denkstijlen (bijv. de neiging om alles somber in te zien) zouden eveneens een rol kunnen spelen. Hier heeft psychotherapie, met name cognitieve gedragstherapie waarvan de effectiviteit is aangetoond, een aangrijpingspunt. Een depressieve stemmingsstoornis, met name de eerste episode die iemand doormaakt, ontstaat vaak in een periode van psychosociale stress. Anders dan distress is een stemmingsstoornis geen normale reactie op teveel stress, maar een depressieve stemmingsstoornis kan onder invloed van stress wel ontstaan bij personen die behept zijn met een bepaalde biologische of psychologische predispositie, vooral als de stress lang aanhoudt.

 

Antoinet Klijnsma heeft voor Depressie een score van 5 (matig verhoogd). Vergeleken met Huisartspatiënten M/V/T valt deze score in deciel 9 tot deciel 10.

Een matig verhoogde score op Depressie (5-6) wijst op het mogelijk bestaan van een (betrekkelijk lichte) stemmingsstoornis. Een zeer ernstige mate van distress kan soms een matig verhoogde Depressiescore verklaren. Een stemmingsstoornis in gedeeltelijke remissie of een chronische lichte depressie (dysthymie) kunnen ook een matig verhoogde score verklaren. Bij de klinische beslissing om al of niet een stemmingsstoornis te diagnosticeren bij een matig verhoogde Depressiescore moet men andere gegevens mee laten wegen. Een duidelijke relatie met stress en distress pleit tegen een stemmingsstoornis. Wanneer het beloop van de klachten aangeeft dat de klachten (veel) ernstiger zijn geweest, of een langdurig bestaan van de klachten (een jaar of langer) pleiten voor een stemmingsstoornis. Een anamnese met eerdere depressies of een positieve familieanamnese voor depressie pleiten eveneens voor het bestaan van een stemmingsstoornis. Bij twijfel kan men de therapie richten op de stressproblematiek en het beloop van de Depressiescore over 2-4 weken observeren.

 

 

Angst

Het centrale kenmerk van alle angststoornissen is irrationele angst, angst waarvoor geen goede reden is. Irrationele angst leidt vaak tot - even irrationele - anticipatieangst en vermijdingsgedrag, die de angst alleen maar versterken. Angststoornissen worden aldus gekenmerkt door vicieuze cirkels van angst, anticipatieangst en vermijdingsgedrag. De patiënt is zich er meestal wel degelijk van bewust dat de angst onnodig of buitensporig is, maar is niet in staat zich er overheen te zetten. De 4DKL-Angstschaal meet diffuse angst en angst voor enkele veel voorkomende fobische situaties. Over de oorzaken van angststoornissen is het fijne nog niet bekend. In veel gevallen lijkt een zekere 'angstigheid' die al vanaf de kinderleeftijd of adolescentie bestaat, een rol te spelen. Een aangeboren of verworven verminderde tolerantie voor spanning en onzekerheid zou het centrale element kunnen zijn. Daarnaast spelen stoornissen in het neurotransmittermetabolisme van de hersenen mogelijk ook een rol. Althans, antidepressiva hebben bij verschillende angststoornissen een gunstig effect. Angststoornissen kunnen ontstaan of verergeren in perioden van stress. Omgekeerd levert het hebben van een angststoornis ook veel distress op.

Antoinet Klijnsma heeft voor Angst een score van 5 (laag). Vergeleken met Huisartspatiënten M/V/T valt deze score in deciel 8 tot deciel 9.

Normale mensen scoren onder normale omstandigheden een 0 op de 4DKL-Angstschaal. Een lage score op Angst (1-7) wijst niet op het bestaan van een angststoornis, hooguit op het bestaan van enige angstigheid. Een lage score op Angst kan voorkomen bij personen met een hoge Distressscore. Dit kan worden opgevat als een beetje 'overspraak' tussen Distress en Angst; de distress activeert bij bepaalde personen een lichte mate van angstigheid. Een lage score op Angst kan ook wijzen op het bestaan van een subklinische angststoornis waarbij de betrokkene het angstprobleem bijna perfect onder controle heeft en niet toegeeft aan de neiging om angstverwekkende situaties te vermijden. In die situatie kan niet van een echte angststoornis gesproken worden omdat het sociaal functioneren niet gestoord is en de betrokkene niet noemenswaardig onder de angst lijdt.

 

 

Somatisatie

De 4DKL-Somatisatieschaal vraagt naar het voorkomen van een breed scala aan lichamelijke klachten die vaak in verband worden gebracht met stress. Deze klachten kunnen uiteraard ook door lichamelijke ziekten en aandoeningen worden veroorzaakt, maar meestal ligt er geen duidelijk organisch substraat aan ten grondslag en kunnen ze worden beschouwd als lichamelijke spanningsklachten. Somatisatie is te beschouwen als een normale reactie op stress met een belangrijke signaalfunctie. Als de klachten erg op de voorgrond treden, kan dit tot ongerustheid over de lichamelijke gezondheid leiden, die op zijn beurt weer kan leiden tot een verhoogde aandacht voor lichamelijke sensaties waardoor de klachten sterker worden ervaren en ook verschijnselen worden opgemerkt die onder normale omstandigheden onder de waarnemingsdrempel zouden blijven. Zo kan somatisatie aanleiding geven tot 'somatische fixatie'.

 

Antoinet Klijnsma heeft voor Somatisatie een score van 2 (laag). Vergeleken met Huisartspatiënten M/V/T valt deze score in deciel 1 tot deciel 2.

Een lage score op Somatisatie (0-10) kan als normaal worden beschouwd. Er is dan vaak sprake van een normale reactie op bij het normale leven behorende stress. Een score van 0 op Somatisatie komt bij normale mensen weinig voor (< 10%). Soms wordt een lage Somatisatiescore veroorzaakt door een lichamelijke aandoening zoals griep.

 

 

Overzicht klachten die "regelmatig" of meer voorkomen.

 

Distress

31

Moeite met belangstelling opbrengen voor de mensen en dingen om zich heen

 

regelmatig

32

Gevoel ’t niet meer aankunnen

 

regelmatig

36

Gevoel er niet meer tegenop kunnen

 

heel vaak of voortdurend

38

Moeite met helder denken

 

heel vaak of voortdurend

39

Moeite om in slaap te komen

 

heel vaak of voortdurend

48

Moeite om gedachten of herinneringen aan (een) aangrijpende gebeurtenis(sen) van zich af te zetten

 

regelmatig

 

Depressie

28

Gevoel dat alles zinloos is

 

regelmatig

34

Gevoel nergens meer plezier in te kunnen hebben

 

vaak

 

Angst

27

Voelt zich angstig

 

regelmatig

45

Gevoel van bedreiging door een onbekend gevaar

 

regelmatig

 

Somatisatie

1

Duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd

 

regelmatig

 

Overzicht SCL-90 score conversie

70% betrouwbaarheid.

 

SCL Schaal

Score

Ondergrens

Bovengrens

SCL-depressiescore

36

30

42

SCL-angstscore

19

16

22

SCL-agorafobiescore

9

7

11

SCL-somatisatiescore

14

12

16

SCL-psychoneuroticismescore

152

129

176